De vader van Wim, Kees Rosendaal. Op één van de drie bakfietsen van grootvader Willem. Voor elke zoon een bakfiets. Kwamen de jongens thuis dan werd er geld geteld. Foto omstreeks 1946.
De vader van Wim, Kees Rosendaal. Op één van de drie bakfietsen van grootvader Willem. Voor elke zoon een bakfiets. Kwamen de jongens thuis dan werd er geld geteld. Foto omstreeks 1946.

Ergens in Veenendaal: visboer van ‘t Zwaaiplein

9 augustus 2017 om 00:48 Historie

VEENENDAAL  - Wat een verteller, Wim Rosendaal. Als kind wilde hij graag de politiek in. Dat had zijn belangstelling. Vaak was hij te vinden op de publieke tribune tijdens raadsvergaderingen. Echter, ook hier geldt bloed kruipt waar het niet gaan kan. Wim trad in de voetsporen van zijn vader en van zijn grootvader en ging de vishandel in.

Door Anne Slok, vereniging Oud Veenendaal

Wim Rosendaal: ‘’Mijn opa is geboren in 1893 in Scheveningen,’’ zo vertelt Wim. ‘’Hij was een avonturier. Na jaren op de wilde vaart gezeten te hebben besloot hij op een dag dat het genoeg was geweest en bleef hij in Scheveningen. Lang duurde dat echter niet. Hij ging toch weer op pad maar bleef in eigen land. Hij begon een viswinkel in het katholieke Borne. Dat was snel over toen de pastoor zijn parochie opriep om geen vis bij een ketter te kopen. Mijn oma ventte met het juk.’’

Gat in de markt

Ik kijk Wim verbaasd aan en vraag om uitleg. ‘’Nou’’, zo gaat hij verder, ‘’toen mijn grootouders jong waren was het in Scheveningen, zeker in de haringtijd, een gat in de markt. Vooral visvrouwen gingen met een juk en twee manden vis per trein het land in. In klederdracht natuurlijk. Oma vertelde wel eens dat ze alleen op het achterdek van de tram mochten staan vanwege de lucht. Ook in de trein werd de handelsgeest niet in dank afgenomen.’’ Op één van deze reizen kwamen ze elkaar tegen en het kwam tot een huwelijk.

Ze besloten in Veenendaal te gaan wonen. Maar ze waren niet de enige. Ook de familie Den Hartog ventte vis in Veenendaal. Oude Veenendalers kennen hem meestal met zijn bijnaam: Hannes de Botboer. Hij was een begrip in Veenendaal. Dat de zonen Wim, Joop en Kees ook de vishandel in gingen was niet zo verwonderlijk. Dat er twee dochters verkering kregen, en later ook trouwden met twee zoons van Den Hartog? Nog wel hun concurrent. Dat werd ze niet in dank afgenomen. ‘’Concurrentie was hevig.’’ zo gaat Wim verder. De zoons Wim, Joop en Kees hadden alle drie een bakfiets. Het gebeurde dat ze hun wijk in fietsten en dat de mensen riepen: ga maar terug, Den Hartog is net geweest.

Andersom gebeurde het ook. Wim weet nog goed dat er regelmatig op zaterdagavond aan huis werd geklopt. De winkel aan de Gortstraat was dan al lang dicht.

Steevast stond dan Adriaan P. de Kleuver op de stoep die zin had in een spekbokkum, het liefst met kuit. Wim: ‘’Mijn vader nam hem dan mee naar binnen. Vaak kreeg hij dan een borrel van pa en vroeg hij of hij een paar liedjes op het orgel mocht spelen. Dat waren dan eerst 1 of 2 psalmversjes, maar hij ging daarna al snel over op meer wereldse liedjes. Die bezoekjes vergeet ik nooit. Zo bijzonder. En één keer was de hond sneller dan mijn vader en de rottweiler greep Adriaan in zijn arm.

Toen de dokter vroeg of hij gebeten was zei hij zonder blikken of blozen, nee dokter. Ik ben gevallen...’’

Mijn vader, Kees Rosendaal, heeft jaren op het Zwaaiplein of zoals het toen officieel heette, in ‘t Gelderland met zijn viskraam gestaan. Zeg maar op de plek waar nu Seafood Palace van Kees van Wijk te vinden is. Het was hard werken, maar een mooie tijd. Ik heb daar het vak geleerd.’’

Nog niet eens lang geleden: de kraam bij 't Gelderland; tegenover Horlogerie Van Manen. (Foto en die hierboven: collectie Rosendaal)
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie